Het werd gepubliceerd in Parijs in april 1864.
Het is een van de basiswerken van het spiritisme, en een boek dat meer aandacht schenkt aan ethische en gedragsproblemen van de mens.
Hierin worden de canonische evangeliën benaderd vanuit het perspectief van de spiritistische leer, waarbij speciale aandacht wordt besteed aan de toepassing van de principes van christelijke moraliteit en religieuze kwesties zoals gebed en naastenliefde.
In de inleiding van het werk verdeelt Kardec op een didactische wijze de canonische evangeliën in vijf delen: de gewone handelingen van Jezus leven, de wonderen, de voorspellingen, de woorden die als basis voor dogma’s dienden, en de morele leerstellingen. Volgens Kardec, waren de eerste vier in de geschiedenis het onderwerp van grote controverses, is de laatste voor de meeste geleerden een vreedzaam punt geweest.
Het is dus specifiek op dit deel dat Kardec een spiritistische blik heeft. In plaats van de bedoeling te hebben een ‘spiritistische bijbel’ te creëren of zelfs maar te streven naar een spiritistische herinterpretatie van dit heilige boek, streeft Kardec ernaar universele ethische en morele principes uit de evangeliën te halen en overeenstemming te tonen met hetwelk verdedigd worden door spiritisme. In het grootste deel van het werk wordt de beroemde Franse vertaling van Lemaistre de Sacy (1613-1684) gebruikt. Uiteindelijk, om verschillen op te lossen, richtte Kardec zich op Grieks en Hebreeuws.
Het werk omvat ook een studie naar de rol van voorlopers van het christendom en spiritisme, zoals Socrates en Plato, waarbij verschillende passages worden geanalyseerd die zijn achtergelaten door deze filosofen en die deze voorwaarde duidelijk zouden aantonen.